Verslag herdenking Kristallnacht

Het was weer een mooie herdenking op 9 november bij het monument voor het Joodse verzet, bij het Stadhuis van Amsterdam. Indrukwekkende toespraken, prachtige liederen en het was een keer droog tijdens de herdenking!
Twee mooie, gevoelige Jiddische liederen werden gezongen door Rolinha Kross en Shura Lipovsky en er waren toespraken van professor Ido de Haan, Sharon Gesthuizen en jongerenimam Yassin ElForkani.

Bekijk een kort videoverslag van de herdenking via YouTube.

De toespraken van professor Ido de Haan en Sharon Gesthuizen zijn hieronder na te lezen.

Toespraak Ido de Haan
We herdenken vanavond het feit dat zesenzeventig jaar geleden, in de nacht van 9 op 10 november 1938 in Duitsland op zeer omvangrijke schaal Joden werden aangevallen. De gebeurtenis staat bekend als Kristallnacht, vanwege de vele winkelruiten van Joodse winkeliers die aan scherven werden gegooid, maar in Duitsland wordt nu de term Novemberpogrom gehanteerd. Niet alleen winkels werden vernield, maar in vrijwel alle Duitse steden werden de synagogen in brand gestoken, huizen van Joden geplunderd en Joodse begraafplaatsen verstoord. Vele duizenden Joden werden mishandeld, terwijl waarschijnlijk zo’n vierhonderd Joden om het leven kwamen.

Voor veel Joden zal de Novemberpogrom niet als een verrassing zijn gekomen. In de jaren daarvoor waren de rechten van Joodse burgers in Duitsland stap voor stap ingeperkt en werden zij blootgesteld aan vernedering en mishandeling. Pogroms, massale gewelddaden tegen Joden, waren al veel langer een terugkerend verschijnsel in grote delen van Europa. De Novemberpogrom was zo bezien het zoveelste hoofdstuk in een lange geschiedenis van massaal geweld tegen Joden. En zo is Kristallnacht ook vaak herinnerd: als een uiting van spontane volkswoede van een door en door antisemitische Duitse bevolking, die op gewelddadige wijze lucht gaf aan haar anti-Joodse sentimenten.

Maar op de ochtend van de 10e november 1938 gebeurde er iets onverwachts. De golf van geweld hield plotseling weer op. De minister van propaganda Goebbels liet vanaf 10 uur ’s ochtendsvia de radio weten dat verdere acties tegen Joden moesten stoppen. Ondertussen werden zo’n dertigduizend Joden opgepakt en gedeporteerd naar de concentratiekampen Buchenwald, Dachau en Sachsenhausen.

Wat als spontane volkswoede werd gepresenteerd, was in feite dus heel iets anders. Het ging hier om een doelbewust georganiseerde, zorgvuldige voorbereide en door de hoogste leiding van de nazistische partijstaat georkestreerde aanval op de Duitse Joden. In de maanden voorafgaand aan de Kristallnacht waren allerlei maatregelen genomen die bijdroegen aan de kwetsbaarheid van Joden. In juni 1938 begon de Gestapo lijsten aan te leggen van Joodse bedrijven en de maand erna moesten Joodse winkeliers in hun etalage kenbaar maken dat hun winkel in Joodse handen was; synagogen en andere openbare gebouwen van Joden werden niet langer door de politie beschermd; Joden moesten zich gaan identificeren met een met rode J gestempeld persoonsbewijs, waarin alle mannen als tweede naam Israel, alle vrouwen als tweede naam Sara kregen; Joden mochten geen messen en slagwapens meer bezitten; en in oktober werden Buchenwald, Dachau en Sachsenhausen uitgebreid om er tienduizenden extra gevangenen te kunnen onderbrengen.

Het enige wat nog nodig was, was een goede aanleiding. Die werd gevonden in de aanslag op 3 november van de zeventienjarige Herschel Grynszpan op de Duitse ambassadesecretaris Ernst vomRath in Parijs. In de dagen erna had de nazistische pers al opgeroepen tot vergelding voor de aanslag op VomRath, en toen die op 9 november aan zijn verwondingen overleed, was dat voor Hitler en Goebbels het moment om aan de Gauleiter enaan de SA-troepen het bevel te geven Joodse doelen aan te vallen. Voor sommige leiders binnen de NSDAP kwam die oproep als een verrassing. Zij waren geschokt door de plunderingen en brandstichting, die zij veel te weinig gedisciplineerd vonden. Maar dat was juist de bedoeling van Hitler en Goebbels: de Kristallnacht moest ogen als een uiting van spontane volkswoede en mocht daarom best een beetje uit de hand lopen. Maar natuurlijk niet teveel, en dus werd de actie de volgende morgen weer beëindigd.

Wat kunnen we nu leren uit deze geschiedenis? Wat mij betreft het volgende: antisemitische en racistische gewelddaden zijn maar zelden een uitdrukking van ‘spontane volkswoede’ – en als ze zo worden gepresenteerd of herinnerd, moet je enorm op je hoede zijn. Wie zit er achter, welk politiek belang wordt ermee gediend, wat voor staat is het die gewelddaden tegen delen van de bevolking rechtvaardigt, stimuleert of in gang zet? Dat zijn wat mij betreft de vragen die je zou moeten stellen.

De les van Kristallnacht is wat mij betreft dan ook niet dat antisemitisme en rassenhaat de wortel van alle kwaad zijn. Mensen hoeven elkaar niet aardig te vinden om te kunnen samenleven. Groepen kunnen zelfs een grondige afkeer van elkaar hebben, en toch een leefbare modus vivendi met elkaar weten te vinden. Het is misschien gebruikelijk bij dit soort gelegenheden zoals de herdenking van vanavond, om onze zorgen te uiten over toenemend antisemitisme, racisme en homohaat. We kennen allemaal de voorbeelden van gescheld op Joden, homo’s, Marokkanen, Turken en andere minderheden. Ze zijn zonder meer ergerlijk, veelal vernederend en soms ook ronduit bedreigend. Racistisch en seksistisch geweld moeten bestreden worden met alle middelen van de rechtsstaat. Maar het is allemaal niet te vergelijken met het gevaar van een staat die de vijand wordt van delen van de eigen bevolking.

Antisemitisme en andere vormen van rassenhaat en xenofobie wordenpas echtgevaarlijk als er een politieke beweging ontstaat die zo’n racistische ideologie tot grondslag van het staatsgezag weet te maken. Het grote gevaar schuilt niet in antisemitisme en xenofobie op zichzelf, maar ontstaat als van staatswege geweld tegen delen van de bevolking wordt gerechtvaardigd, gestimuleerd en georkestreerd.

Wat mij betreft zouden we ons dus zorgen moeten maken over het bewind van Victor Orban in Hongarije, die met zijn eigen partij Fidesz een absolute meerderheid heeft voor een xenofoob beleid en zich gesteund weet door de antisemitische beweging Jobbik die bij de laatste verkiezingen twintig procent van de stemmen wist te halen. Ik maak me zorgen over het autoritaire bewind van Poetin, die zijn partijkader steeds vaker de antisemitische kaart laat spelen om zijn achterban te mobiliseren. Als het om Nederland gaat, maar ik me dus net iets minder zorgen over de 20 procent aanhang die Wilders voor zijn xenofobe ressentiment weet te mobiliseren, dan om de regeringspartijen die er niet voor terugdeinzen om te spreken van een golf van Polen, Bulgaren of andere vreemdelingen die onze welvaart zouden bedreigen. Ik maak me net wat minder zorgen over demonstranten die ISIS toejuichen dan om de volkomen uitzichtloze maandenlange vreemdelingendetentie van mensen die nooit een strafbaar feit hebben gepleegd, maar zonder noemenswaardig protest door de Nederlandse staat van hun fundamentele rechten worden beroofd.

Niet de spontane volkswoede, niet het antisemitisme of de rassenhaat, maar het gevaar van een staat die tot vijand wordt van een deel van de bevolking – dat is wat mij betreft de Kristallnacht die we vanavond herdenken.

Ido de Haan
Hoogleraar Politieke Geschiedenis, Universiteit Utrecht

—————————————————————————————————-

Toespraak Sharon Gesthuizen
Moed

Hoe zou het toch komen? Dat de mooiste dingen kunnen gebeuren als je als mens maar moed hebt? Dat je dan met je ogen dicht kunt dansen; tegen iemand zegt “ik vind je leuk”; een zaal toezingt en een vonk over laat slaan; een drenkeling redt, een ongelukkige troost, een ontrouwe geliefde verlaat, een gebroken vriendschap herstelt, in het diepe springt.

Ik sta mijzelf soms toe mijn ogen te sluiten en weg te dromen; doet u dat ook? Ik doe dat omdat het soms zo lijkt te zijn dat vrede en harmonie alleen kunnen bestaan in mijn hoofd – in ieders hoofd – en niet daarbuiten, in de echte wereld. En dan probeer ik niet cynisch te worden maar juist hoop te putten uit wat wel degelijk in ons allemaal aanwezig is: dat eindeloze verlangen naar liefde en het feilloze weten – voor jezelf – wanneer liefde je ten deel valt. Ergens, heel, heel diep binnenin ons, kennen we allemaal het verschil tussen goed en kwaad.

Toch is het niet gemakkelijk om naar dat gevoel te luisteren. Misschien zelfs is het soms ook helemaal niet hoorbaar.
Ons leven gaat behoorlijk snel tegenwoordig. We hebben het als wezens puur fysiek gezien wel een stuk gemakkelijker gekregen, de afgelopen honderd jaar. Maar de drukte – vooral die in ons eigen hoofd – is minstens zo hard toegenomen. Het is fantastisch natuurlijk, om zo gemakkelijk te kunnen communiceren met zoveel mensen overal ter wereld – zelfs in één keer duizenden mensen te kunnen bereiken met iets simpels als een tweet, of een facebookpost, of een reactie op een internetforum. Maar daarmee komt er wel tegelijkertijd een gigantische hoeveelheid informatie op ons af. Die we allemaal moeten beoordelen. Hoe doen we dat in vredesnaam?

Het antwoord is simpel: dat doen we eigenlijk niet of nauwelijks. Er flitst wat voorbij, direct daarop volgt een explosie van heel veel reacties en dan moet ons oordeel eigenlijk al klaar zijn – want ook ons wordt daarom gevraagd. Ik denk dat we dan maar weinig tijd hebben om met ons allerdiepste, aller-binnenste zelf te overleggen en een afweging te maken. En toch moeten we ons oordeel klaar hebben. U denkt misschien: er zijn grotere problemen – en u heeft gelijk. Maar ik vind dit alles oprecht toch een lastige kwestie.

‘The globalvillage’ waarin we zo zoetjesaan leven, zou veel weg kunnen krijgen van een volksgericht. Dat kan soms heel aardig uitpakken; het werkt als het ware corrigerend bij fout gedrag. Maar de risico’s zijn natuurlijk aanzienlijk. We kennen immers met goede redenen niet meer zoiets als een volksgericht in onze rechtsstaat. We zijn bij wet beschermd tegen bloeddorstige menigten. Zelfs een barbaarse wetsovertreder wordt beschermd. En ik denk dat dat een goed iets is. Maar met alleen die bescherming van de rechtsstaat zijn we er niet ben ik bang.

Niet alleen immers komen we met regelmaat in de verleiding om te snel en ondoordacht te reageren; de onvoorstelbaar grote hoeveelheid aan data, informatie en de golven waarmee zaken het publieke domein in worden geslingerd doen ook echt iets met ons. En dat realiseerde ik me toen ik begin dit jaar Compartimenten van vernietiging van Abram de Swaan las over genocidale regimes. Iedere genocide begint veel eerder.

Hij wordt naar de akker geblazen op de zucht wind die fluistert: het is niet onze schuld dat er problemen zijn, zoek de oorzaken buiten jezelf… Hij valt in de vruchtbare aarde van de tegenstellingen tussen groepen die worden aangewakkerd. Hij schiet wortel en zuigt zich vol met de voedingsstoffen van ongenoegen en afgunst die door de bodem zwerven. Gedijt in de langzame regen van de beschuldiging die, zoals de regen, vaak valt. Herhalen, herhalen, herhalen, herhalen, herhalen, herhalen, herhalen, ….
Hij komt te boven in het verblindende zonlicht van de beeldvorming; wie eenmaal is verteld dat er een patroon te zien is in een vlek kan nooit meer dat patroon vergeten. En dan is het te laat. De boom van haat staat er. Voor iedereen te zien. Iedereen ziet hem staan. Hij kan dus ook niet meer ontkend worden; jij ziet hem toch ook? Je bent toch niet blind? Een bewijs op zich is hij!
Het groeien zal nu vanzelf gaan.
Want wie heeft nu nog de moed om, met spade, kracht en de innerlijke overtuiging dat ingrijpen absoluut noodzakelijk is, op pad te gaan – om die boom met wortel en tak uit te graven? Zeg me wie?

Het mooie van de social media zal ik niet ontkennen. Daarover gaat dit verhaal eigenlijk ook niet. Maar wel laten ze ons perfect zien hoe geweldig groot de druk kan worden. Eén Pietitie en welke publieke figuren durven nog te zeggen dat we ook moeten luisteren naar de verhalen van de mensen wiens gevoelens klaarblijkelijk serieus gekrenkt worden? Een ambtenaar en lid van een politieke partij die iets ondoordacht zegt en de situatie is direct onhoudbaar. Een paus die een verkeerde vergelijking maakt en niemand zal het nog in zijn hoofd halen om te zeggen: wacht even, wat heeft hij nu eigenlijk precies gezegd en bedoeld?
Er is geen tijd. Maar er is -misschien ook daarom- vooral geen ruimte meer voor nuance.
Met de ontwikkelingen van de techniek moeten we ons dan ook realiseren dat we, hoe meer we kunnen, steeds groter verantwoordelijkheden dragen. Niet alleen de media die traditioneel een grote rol hebben gespeeld, of de politici of andere opinieleiders die regelmatig te zien en te horen zijn; juist iedereen.

We hebben het vandaag over het recht van minderheden. Over niets minder dan het recht op het leven zelf van iedere mens die bestaat, heeft bestaan en zal bestaan. Omdat we door de
Shoah te herdenken eraan worden herinnerd hoe diep de mensheid zinkt als ze haar medemensen niet meer als gelijken – als gelijke wezens van vlees en bloed met geloof, kinderen, dromen, hoop en vooral een eindeloos groot verlangen naar liefde – wenst te zien. We staan stil bij het onbeschrijflijk leed dat de slachtoffers is aangedaan.
Maar laten we het ook over moed hebben; over het enige dat ons kan redden op het moment dat we, dat wat we wel voelen in ons allerdiepste binnenste niet meer herkennen in de woorden en de oordelen die zich aan ons opdringen wanneer we onze ogen openen. Het lef om tegen de stroming in te zwemmen. Laten we onze ogen sluiten en denken aan al diegenen die tegen de stroming inzwemmen nu, wereldwijd. De durf om te spreken. Laten we in onze gedachten meevoelen met al diegenen wereldwijd van wie nu wordt verwacht dat ze zwijgen maar die toch hun mond opendoen en de woorden één voor één zullen laten klinken, zo lang zij de kans hebben dat te doen, zo lang hen niet de mond wordt gesnoerd. De moed om alleen te zijn. Laten we ons concentreren op diegenen die nu met spade, kracht en innerlijke overtuiging trachten om de boom van tweedracht uit te graven terwijl een ieder om hen heen hen voor gek verklaart en zij eenzaam en mogelijk in gevaar zullen zijn.

Het is mij een eer om u een paar woorden te hebben mogen toevoegen vanavond, deze bijzondere avond. Ook al zal uw oordeel over mijn woorden aan u zijn, gelooft u mij in ieder geval in dit: wat ik heb gezegd is bedoeld geweest om u te sterken in uw eigen geloof in de vriendschap tussen mensen. En daarmee in onze eigen moed. Ook in ons land en ook in de huidige wereld anno 2014 is zij nodig. Omdat wij niet weten wat de toekomst na vanavond brengt.

Sharon Gesthuizen

Reacties zijn gesloten.